donderdag 10 mei 2012

Filosofen uit de Verlichting

Jean Le Rond d'Alembert is geboren in Parijs op 16 november 1717 en overleden op 9 oktober 1783 als zoon van van Louis-Camus Destouches en Madame de Tencin. Hij was een Frans wiskundige, natuurkundige en filosoof.
Zijn vader verbleef in het buitenland bij zijn geboorte. Zijn moeder gaf hem als vondeling aan de kerk, Saint Jean le Rond in Parijs. Vandaar de naam "Jean le Rond". Hij werd opgenomen in het gezin van een glazenier. Zijn vader zorgde financieel voor zijn opvoeding maar zou erkennen hem niet.
Jean heeft onder andere theologie gestudeerd, was jurist, en heeft korte tijd geneeskunde gestudeerd. In juli 1739 begon d'Alembert zijn carrière als wiskundige. Er wordt gezegd dat hij als eerste de Hoofdstelling van de algebra formuleerde.
Jean d'Alembert heeft samen met Denis Diderot tussen 1752 en 1772 iets wat wereldberoemd is geworden uitgegeven malijk; Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers, een van de belangrijkste vroege encyclopedieën in Europa.



Immanuel Kant wordt gezien als een van de belangrijkste filosofen van de Verlichting. Hij vond dat de Verlichting de mens bevrijdde uit de onmondigheid waaraan hij zelf schuldig was. Hij heeft er ook voor gezorgd dat men kritischer werd. Kant was geen empirist maar ook geen rationalist. Hij vond dat beide een punt hadden. En daarom onderzocht hij de Rationalistische metafysica, een soort combinatie. Ook dacht hij veel na over wat goed en slecht was. Zo vond hij de gevolgenethiek verwerpelijk, en was hij aanhanger van de beginselethiek. Kant is nu nog belangrijk.

De rede en het geloof

De Rede:


De rede is een ander woord voor het menselijk verstand. Dit wordt veroorzaakt door waarneming, of perceptie.  De Verlichting was een periode waarin men de rede steeds meer ging gebruiken. De verlichting verlichtte als het ware de duistere periode van domheid. De rede is dus ook een ander woord voor het verstand. Als de mens voldoende verstand had, dan kon het ook een onderscheid maken tussen wat goed en slecht was, en zelf beslissen over wat wel en wat niet te doen. Verlichte denkers vonden het dan ook heel belangrijk dat er voortaan een goed onderwijssysteem zou zijn, dit was namelijk nodig om de domme mensen ook te verlichten.  Doordat er steeds meer studie kwam, kwam er ook steeds meer kennis over de natuur, politiek, moraal en godsdienst. In de verlichting was men ook kritisch op de kerk, bovendien had de kerk nog maar weinig macht. Belangrijk filosofen van de verlichting waren: Rousseau, Kant, Voltaire, Montesquieu. Kant wordt gezien als de belangrijkste. De Duitse filosoof komt sterk naar voren in de verlichting, volgens hem houdt de tijd van de verlichting in dat de mens zich bevrijdt van de onmondigheid, het onvermogen om zonder advies van anderen dingen goed te kunnen begrijpen en dus goed te handelen. Als men zich in een toestand van onmondigheid bevindt kan dat liggen aan de persoon zelf, doordat hij niet in zichzelf geloof, hij heeft dan een gebrek aan vastberadenheid.

Het geloof 



Het geloof van nu is zwaar beïnvloedt door de verlichting. Door de verlichting is de definitie van het geloof ook veel meer veranderd. Vroeger stond het geloof in Europa vast aan het Christendom. Nu betekent het meer alle vormen van zingeving. God is dus ook niet meer nodig voor geloof. Al deze ontwikkelingen zijn mede gekomen door de secularisatie. Het Christendom in de verlichting stond eigenlijk een beetje in de weg, omdat toen nog allerlei geloofszaken met de wetenschap bemoeide. Zo bleven ze bijvoorbeeld bij hun standpunt dat de aarde plat was. Op deze 'onware' dingen werd felle kritiek geuit. Echter niet iedereen was meteen geseculariseerd, veel mensen bleven toch geloven, nadat de kerk zich had gemoderniseerd. Geloof is dus ook meer een soort opvatting of mening die vanaf toen meer en meer los begon te staan van de wetenschap.


Verschil:

Tijdens de verlichting kwam er steeds meer kritiek op de kerk, en men ging steeds meer seculariseren. Religie werd verdrongen uit de ethiek, moraal, politiek en de wetenschap. Waar eerst god centraal staat, wordt alles voortaan gebaseerd op de wetenschap, dit was namelijk de essentie der dingen. Veel verlichte denkers hadden kritiek op de kerk, zo zou de bijbel deels vervalst zijn, en daarmee misleidde men het volk. Ook werd het bijgeloof verworpen door filosofen als Pierre Bayle en Balthasar Dekker. Spinoza schreef dat Christendom en Jodendom historische fenomenen waren, maar deze berustte niet op iets absoluuts. John Locke zorgde ervoor dat men steeds vrijer ging denken en dus kwam er ook secularisatie. Toch bleven velen verlichte denkers nog wel geloven in God. Aangezien het begin van alles maar niet verklaard kon worden. God zou alles in gang hebben gezet, om er vervolgens niet meer naar om te kijken. Dit heet het Deïsme. Naarmate de verlichting vordert, moderniseerde de religie zich ook enigszins, zodat het geen obstakel meer vormde voor de wetenschap. Net als het Deïsme ontstaan er ook nog andere stromingen zoals het dualisme, god (gedachte) en de mens (natuur) waren 2 verschillende zaken. Dan heb je nog het pantheïsme, dit houdt in dat god en het universum een zijn.
De rede alles is wat wetenschappelijk bewezen kan worden, en het geloof daarentegen niet, dat is meer een mening of een opvatting, hierdoor kan men niet spreken van een echt verschil.

De verlichting was een goed tijdperk maar hoeft niet te worden gezien als “het beste” tijdperk omdat er teveel werd gestreefd naar perfectie, en het geloof en de vrees voor god werden losgelaten. De mens ging van de extremen van de middeleeuwen naar de extremen van de nieuwe tijd.

zondag 6 mei 2012

Het verschil tussen rede en geloof in de tijd van de Verlichting





Het geloof staat niet meer centraal, de rede wordt de bron van kennis.
Het verschil tussen rede en geloof: mensen gingen zelf nadenken met verstand (de rede) en bij het geloof mocht de mens niet zelf nadenken, dat deed de kerk voor hen.

vrijdag 20 april 2012

Betekenis van de verlichting


De mensen uit de 18de eeuw beschouwden de tijd waarin ze leefden als een verlichte tijd, een tijd waarin ze de duisternis en de achterlijkheid van het verleden achter zich lieten. De bekendste definitie van 'verlichting' is van de filosoof Immanuel Kant:

Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van de ander.


Het motto van de renaissance: sapere aude, betekenis: durf wijs te zijn.













Het centraal begrip van de verlichting is het rationalisme. Het denken met verstand.
Kennis en rede werd superieur aan het geloof en traditie. In de tijd van Verlichting hebben mensen kritiek op de godsdienst, toch blijven de meeste mensen geloven. De meesten als deïst, het zien van God als de schepper, die verder niks doet met de wereld.

De verlichting begon in Nederland en Engeland aan het einde van de 17e eeuw.